TussenjaarKenniscentrum

Onafhankelijk en deskundig

Jongeren uit minder kansrijke milieus krijgen te weinig gelegenheid om een tussenjaarprogramma te kunnen volgen en zich daarin persoonlijk te ontwikkelen. Dit vergroot kansenongelijkheid, weet Mohammed Jâouna uit eigen persoonlijke ervaring en door zijn jarenlange professionele ervaring als docent van ROC van Amsterdam en Hogeschool van Amsterdam, trainer en coach met jongeren en professionals die dagelijks met jongeren werken.

Lees ook: ‘Tekort aan kennis over tussenjaar vergroot kansenongelijkheid’

Mohammed wil de tussenjaar-kansen voor alle jongeren toegankelijk maken en is sinds kort ook tussenjaardecaan van het TussenjaarKenniscentrum. ‘Ik was zelf één van de jongeren waar ik de laatste 20 jaar mee werk; veelal jongeren met een migratieachtergrond die opgroeien in een omgeving waar de kansen niet voor het oprapen liggen’, vertelt hij.

‘Ik kan me nog heel goed herinneren dat ik me ervan bewust was dat ik anders was dan mijn leeftijdsgenoten. In de omgeving waar ik opgroeide was de norm dat je een (eigen) scooter had, op een sportvereniging zat, een computer had, merkkleding droeg en vanuit thuis hulp kreeg bij je huiswerk en het vinden van een stageplek of een nieuwe opleiding. Dit was voor mij niet normaal.’

tussenjaar kansen Mohammed

Studie-uitval en migratieachtegrond

 

Veel jongeren die van huis uit onvoldoende begeleid (kunnen) worden maken onder veel druk een studiekeuze, vaak ook op het laatste moment. En vaak kiezen ze voor een opleiding die ze voorbereid op een beroep waarvan ze geen goed of reëel beeld hebben en zijn ze gedwongen om zich zonder hulp en met eigen financiële middelen voor te bereiden op de start van dit nieuwe avontuur, heeft Mohammed zelf ervaren en ziet hij al jarenlang in de praktijk.

In een recent rapport van de Vereniging voor Hogescholen wordt beschreven hoe dit voor veel studie-uitval zorgt: ‘Studenten met een niet-westerse migratieachtergrond hebben 75% meer kans op uitval of switch dan Nederlandse studenten. Uit onderzoek blijkt eveneens dat de studenten met een niet-westerse migratieachtergrond vaak kwetsbaar zijn gezien het feit dat sommige van hen in persoonlijke omstandigheden verkeren waarin ze hun studie veelal zelf moeten bekostigen, vaker mantelzorg moeten verlenen en druk ervaren om succesvol te zijn die kan leiden tot faalangst.

Niet alleen de achtergrond kenmerken van studenten, maar ook de achterliggende reden van hun studiekeuze en hun motivatie spelen een rol bij rendement…Een extrinsiek gemotiveerde studiekeuze (d.w.z. gebaseerd op maatschappelijke status, verdiensten, loopbaanmogelijkheden) en stimulans of gevoelde druk vanuit het thuisfront vergroten de kans op uitval.

 

Persoonlijke ervaring

 

Mohammed heeft hier ook persoonlijk ervaring mee. ‘Op 15-jarige leeftijd moest ik me oriënteren op een MBO opleiding, mijn ouders konden mij hier niet mee helpen omdat ze dit zelf nog nooit gedaan hadden en het schoolsysteem niet goed kenden. Verder had ik niemand anders in mijn directe omgeving die die rol kon overnemen. Ik stond voor een belangrijke en moeilijke keuze, uiteindelijk stond ik er alleen voor en ging in mijn eentje naar open dagen.

Ik koos uiteindelijk voor de MBO-opleiding Telematica op het Europa College met het idee ‘als ik deze opleiding afgerond heb kan ik alles wat met elektra te maken heeft fixen’. Maar na een paar weken al wist ik dat ik niet op de juiste plek zat, deze opleiding was totaal niet wat ik had verwacht. Ik twijfelde heel erg om te stoppen maar wist niet wat ik anders zou moeten doen. Ik ging met heel veel moeite toch naar school en stage. Ik zette uiteindelijk de knop om en besloot om de opleiding toch af te maken omdat mijn droom toen was om een HBO-diploma te halen.

 

 

Het was heel zwaar om met heel weinig motivatie het MBO toch af te maken en er waren momenten dat het wilde opgeven, maar ik had geen alternatief. Ik was niet uniek op die school en in die klas, er waren veel jongeren die in een vergelijkbare situatie zaten. Van de ruim 50 studenten die startten in het eerste jaar behaalden er na vier jaar maar vier studenten hun diploma, ik was daar gelukkig één van.’

 

Geen tussenjaar

 

Het schooljaar dat volgde startte ik met de opleiding Technische Bedrijfskunde op de Hogeschool van Amsterdam, een opleiding die ik wederom zelf had gekozen zonder hulp van iemand die daar meer verstand van had dan ik. Ik stopte na drie maanden met mijn studie om dezelfde reden als daarvoor: ik zat niet op de juiste plek en deze opleiding was niet wat ik er van had verwacht. Deze keer had ik gelukkig wel een alternatief: de ALO (sportopleiding). ‘De rest van dat jaar werkte ik, omdat ik mijn opleiding zelf moest betalen.’ Het schooljaar daarop begon ik met de  ALO.

‘Het jaar dat ik stopte met mijn opleiding en ging werken was voor mij geen tussenjaar. Ik had graag voor een tussenjaarprogramma gekozen als ik toen wist dat dat bestond èn als ik het kon betalen. In een tussenjaar moet je o.a. kunnen werken aan je persoonlijke ontwikkeling en een stevig sociaal netwerk opbouwen. Dat had me geholpen om me goed voor te bereiden op de start van een nieuwe opleiding en nieuwe wereld. ’

 

Keerpunt

 

De start op de ALO was moeizaam, ik moest veel regelen om aangenomen te worden. Ik ben blij dat ik doorgezet heb en dat het allemaal gelukt was want de ALO was een keerpunt in mijn leven. Ik ontdekte op de ALO op mijn 21ste eindelijk mijn talenten: sport, jongeren en persoonlijke ontwikkeling.

Een aantal docenten hebben een belangrijke rol gespeeld in het ontdekken van mijn talenten, Jeroen Laan was één van die changemakers. Ik zal de feedback van Jeroen nooit meer vergeten na een les die ik gaf aan mijn klas: ‘jij zou in de jeugdgevangenis stage moeten lopen, dat zou jij heel goed kunnen.’ Het jaar daarop liep ik stage in een jeugdgevangenis en kreeg via hen mijn eerste officiële baan aangeboden terwijl ik nog studeerde.

 

Vrijwilligerswerk in Brazilië

 

Op de ALO was ik ineens onderdeel van een community van like minded people en ontdekte werelden die ik daarvoor niet kende. Ik kwam voor het eerst in contact met studenten die aan buitenschoolse projecten meededen zoals een duikcursus en maanden in het buitenland zaten voor vrijwilligerswerk, iets wat hij daarvoor niet kende. ‘Omdat ik dat ook wilde, en zelf mijn opleiding en al die extra projecten moest betalen, werkte ik gemiddeld 20 uur per week naast mijn voltijd studie. Uiteindelijk heb ik in mijn laatste jaar voor de kerst mijn eindstage en scriptie succesvol afgerond om het laatste half jaar van mijn opleiding onbezorgd vrijwilligerswerk te kunnen doen in Brazilië.

Voor mijn omgeving was het een hele bijzondere keuze om vrijwilligerswerk te doen in het buitenland en daar ook nog eens veel geld voor te moeten sparen. Door mijn familie en omgeving werd deze keuze in eerste instantie daarom niet aangemoedigd. ‘Achteraf ben ik heel blij dat ik die keuze toch heb gemaakt, it was priceless! Mijn ouders en familie waren uiteindelijk erg trots op mij. Mijn zusje kon daardoor jaren later met veel minder weerstand studeren in het buitenland.’

 

Maatschappelijke kansen

 

Hoe belangrijk mijn buitenland ervaring was voor mijn maatschappelijke kansen, en die van de jongeren waar ik mee werkte, ontdekte ik pas toen ik terug was in Nederland. Toen ik ging solliciteren stond mijn ervaring in het buitenland centraal in mijn sollicitatiegesprekken. Het wekte nieuwsgierigheid op en de gesprekken gingen meer over de life-skills die ik daar had opgedaan dan over de inhoud van de vacature, het werd mijn unique selling point. Toen ik besefte dat mijn ervaring in het buitenland deuren opende en mijn maatschappelijke kansen vergrootte, besloot ik dit soort ervaringen ook voor jongeren met een vergelijkbare achtergrond te organiseren. Een jaar later ging ik met mijn eerste groep jongeren uit een buitenwijk van Amsterdam naar Marokko om sport- en spelactiviteiten te organiseren voor straat- en weeskinderen. De jongeren transformeerde op deze reis en inspireerde de kinderen en jongeren uit hun buurt. Daarna volgde meer projecten met ervaringsreizen voor deze jongeren.’

 

Actieve ambassadeurs

 

Om de tussenjaar-kansen en hiermee de (studie)loopbaankansen voor jongeren zoals Mohammed te vergroten is volgens hem het volgende nodig: ‘Er moet meer aandacht en draagvlak voor dit onderwerp komen binnen de communities waar deze jongeren opgroeien. Daarvoor is het nodig om bekend te zijn in hun netwerken, om de ouders/verzorgers van die jongeren te informeren en betrekken. Daarnaast zijn actieve ambassadeurs nodig binnen diezelfde communities: voor jongeren en ouders/verzorgers door jongeren en ouders/verzorgers.

 

Aandacht en toegankelijkheid

 

Onderwijsinstellingen besteden nog weinig aandacht aan dit onderwerp. Eigenlijk zouden scholen meer actief de samenwerking moeten zoeken met tussenjaarprogramma’s, programma’s die parallel lopen aan het schoolprogramma zodat jongeren makkelijk in en uit kunnen stappen. Mijn ervaring met (externe) projecten parallel laten lopen aan het schoolprogramma is dat het een win-win-win is voor beide partijen; de jongere, de school en de samenleving.

De regelgeving voor de startkwalificatie is een belemmering voor veel van deze jongeren. Nu kunnen jongeren die 16 jaar zijn en de havo hebben afgerond een tussenjaar nemen, maar vmbo-leerlingen en mbo-studenten van dezelfde leeftijd zonder startkwalificatie hebben die mogelijkheid niet, terwijl deze laatste groep er juist het meest baat bij heeft. Er zijn sinds kort wel een soort tussenjaarprogramma’s binnen enkele mbo-opleidingen, maar die hebben een formeel karakter, vaak is het voornaamste doel instromen op een opleiding op diezelfde school. Voor persoonlijke groei en ontwikkeling is leren buiten een schoolsetting ook van groot belang.’

De tussenjaarprogramma’s buiten onderwijsinstellingen zijn volgens Mohammed te weinig toegankelijk voor jongeren die opgroeien in kansarmere omgevingen. ‘De deelnamekosten zijn veel te hoog. Er zijn wel enkele gesubsidieerde plekken, maar deze jongeren voelen zich daar niet thuis, ze missen professionals waarmee ze zich kunnen identificeren of die de wereld kennen waar zij vandaan komen.’